Het kompas
Door Bushcraft.nl
Een kompas is een apparaat dat d.m.v. een magnetische naald het noorden kan aangeven. Omdat een kompas werkt op magnetisme is het belangrijk metaal uit de buurt van het kompas te houden omdat dit het kompas (nadelig) kan beïnvloeden.
Houdt daarom altijd fietsen, GSM, wapens en andere grote metalen objecten minimaal een meter van het kompas verwijdert. Hoogspanningsleidingen bij voorkeur op 100 meter afstand houden.
Ook moet een kompas tijdens het gebruik waterpas gehouden worden, bij een hoek van 15 graden t.o.v. de aarde zal een gewoon kompas gaan afwijken.
Er zijn verschillende types kompassen. Voor de bushcrafter zijn drie types van belang:
-het Francis Barker NATO knoopkompas. Deze meestal voordelige kompasjes zijn ideaal om in elk jack en tas/rugzak te stoppen als back-up ‘voor het geval dat’.
-het welbekende platte plaatkompas.
-het peilkompas / spiegelkompas. Deze zijn speciaal ontwikkeld om een richting te kunnen ‘schieten’.
Er zijn ook digitale kompassen. Maar waarom zou je een kompas kopen dat op het moment dat je hem écht nodig hebt ten prooi kan vallen aan horloge met ingebouwd kompas dan is dat mooi, maar ik zou wel een back-up kompas bij me steken.
Een kompas bestaat uit:
- De kompasnaald
De kompasnaald is verdeeld ín twee kleuren . Het witte deel wijst naar het zuiden en het rode deel wijst altijd naar het noorden.
Interessant weetje: een kompas werkt ook onder de grond. In een mijngang bijvoorbeeld.
- De roos
De kompasroos is een draaibare ring met hierop een verdeling. Dit kan zijn in 360 graden of in 6400 mills voor militair gebruik. Samen met de kompasroos draait het ondervlak mee. Hierop zijn twee rode balken aangebracht.
- De grondplaat
De grondplaat heeft altijd minimaal een rechte zijde en een pijl. Deze pijl is altijd de looprichting.
Een kompas kan worden gebruikt in combinatie met een landkaart en kaarthoekmeter.
Het gebruik van een kompas zonder kaart
Stel je moet 500 meter lopen in de richting 320 graden.
Werkwijze:
- Je draait de kompasring zodanig dat de markering 320 op de kompasring gelijk staat met de pijl op de grondplaat.
- Daarna draai je het hele kompas, dus niet de ring totdat het rode deel van de kompasnaald precies recht tussen de rode balken op het ondervlak ligt.
- Hierna geeft de pijl op de grondplaat de looprichting aan
- Je stelt het kompas niet meer bij totdat het doel is bereikt.
Het gebruik van een kompas met een kaart en kaarthoekmeter
Het gebruik van een kaarthoekmeter is zeer aan te raden omdat de kaart in dit geval niet op het noorden hoeft te worden gericht.
De kaarthoekmeter
- plaats de kaarthoekmeter met het midden (het begin van het eventuele koordje) op de plek waar je je bevindt.
- pak het einde van het koordje en leg deze precies op of over het doel.
- Lees daarna de ring af
- Stel daarna het kompas in op de richting zoals beschreven in het gebruik van een kompas zonder kaart.
Het gebruik van een kompas met een kaart zonder kaarthoekmeter
Wanneer je geen kaarthoekmeter hebt en toch een richting naar een doel wil bepalen dien je eerst de kaart noord te leggen, oftewel te oriënteren op het noorden. De dunne lijnen op de kaart die van boven naar beneden lopen geven de noord-zuidlijn aan.
Let op dat de kaart geheel vlak ligt i.v.m. het vrij draaien van de kompasnaald.
Stel het kompas zodanig in dat de N (noord , oftewel nul of 360 graden / 6400 mills) bij de pijl op de grondplaat staat.
- Leg het kompas met de lange zijde langs een van de dunne lijnen die op de kaart van boven naar beneden lopen
- Draai het geheel, de kaart met daarop het kompas tot het rode deel van de kompasnaald tussen de rode balken op het ondervlak ligt.
- Nu ligt de kaart noord georiënteerd. Dit is de uitgangssituatie voor het uitzetten van een richting op een kaart zonder kaarthoekmeter.
- Laat de kaart liggen en pak het kompas
- Leg het kompas met de lange zijde langs het punt waar je staat en langs het doel waar je naartoe wilt.
- Als de afstand op de kaart groter is dan het kompas moet je de richting zo goed mogelijk schatten.
- Hou nu het kompas goed op zijn plek en draai alleen de kompasroos totdat het rode deel van de kompasnaald precies recht tussen de rode balken op het ondervlak ligt.
- je hebt nu de looprichting naar het doel uitgezet.
Kruispeiling
In de vorige uitleg wist je waar je je bevond. Stel dat je dit niet weet. Dan is het mogelijk om met een kompas en een kaart je locatie vast te stellen.
- Je zoekt minimaal twee markante punten in het terrein die je op een kaart terug kunt vinden. Bijvoorbeeld een kerktoren, een molen, of een brug.
-Schiet van die twee markante punten de richting. Dat doe je door het kompas naar dat markante punt te richten. Bij een spiegelkompas kun je nu, wanneer je de spiegel juist hebt ingesteld, de graden aflezen in de spiegel. Breng deze richting over op de kaart. Dan doe je hetzelfde met een ander markant punt. Nog meer markante punten? Prima. Je hebt nu twee (of meer) lijnen op de kaart. Op het snijpunt van die lijnen ben je nu.
Bij een kruispeiling is het belangrijk om heel nauwkeurig te werken.
Silva geeft een duidelijke uitleg op https://www.youtube.com/watch?v=-N8roXXgIhM Ook goed te volgen wanneer je Engels een beetje roestig is.
Declinatie
Mogelijk heb je wel eens van declinatie gehoord. Dit is het verschil tussen het kaartnoorden (het noorden op de kaart), het ware noorden (geografisch) en magnetisch noorden waar de kompasnaald naar toe wijst. Om het ingewikkeld te maken wisselt dat magnetisch noorden continue van positie en is de afwijking met het noorden niet overal even groot. Gemiddeld is het verschil 4 graden. Het werkelijke noorden is dus (meestal) 4 graden rechts van wat je kompas aangeeft. Daar kun je heel ingewikkeld over gaan doen, maar dat zou ik bewaren tot wanneer je in de Sahara die ene kleine oase zoekt, of zoiets. Op de relatief korte afstanden waar je in ons gedeelte van de wereld mee te maken hebt speelt het niet zo’n grote rol. Op een afstand van een kilometer moet je rekenen op een afwijking van 40-50 meter.
Dit zijn slechts de elementaire beginselen van het kompaswerk. Wanneer je meer wilt weten over dit onderwerp kun je het beste er een goed boek over kopen. Neem dat, een topografische kaart, mee naar buiten en ga oefenen. Eerst op bekend terrein, later op onbekend.
[i] Murphy’s Law: “Als iets kapot kan gaan zal het dat doen op het meest ongelegen moment”.